Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Diepere achtergronden van het Israëlisch-Palestijnse conflict II (in aanvulling op mijn boekje ‘Wat iedere christen moet weten over Israël en de Palestijnen’)

23/11/2023 Column

3 De Britten en Fransen

Nadat de Turken uit Palestina vertrokken waren (1917-1920), namen de Britten en de Fransen – overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog – in de wijde regio het gezag van de Turken over. De Palestijnse Joden hadden in die oorlog massaal dienst genomen in het Britse leger in de hoop de Turken uit Palestina te helpen verdrijven en zelf een eigen vaderland in dit gebied te kunnen stichten. Aanvankelijk waren de Britten dankbaar voor de Joodse steun en onder leiding van de Britse minister Arthur Balfour (1848-1930) verscheen al in 1917 de zogenoemde Balfour-verklaring, waarin de Britten de Palestijnse Joden steun beloofden voor de stichting van een ‘nationaal tehuis’ in dat land. Deze Balfour-verklaring werd in de hele wereld onderschreven – behalve door de Arabieren. Maar over één ding waren de Palestijnse Joden en Arabieren het in 1917 wél met elkaar eens: de Turken moesten zo spoedig mogelijk uit Palestina verdwijnen.

De idee van een afzonderlijk ‘Palestijns volk’ was nog in niemands hoofd opgekomen. Veeleer streefden de Arabieren naar een Groot-Arabisch eenheidsrijk en rekenden daarbij op de steun van de Britten en de Fransen, die graag de schijn ophielden. En zo beloofden deze Europeanen impliciet Palestina aan de Arabieren. Zo werd Palestina een ‘dubbel beloofd land’: door de Britten beloofd aan de Joden én aan de Arabieren

In werkelijkheid hadden de slinkse Britten en Fransen stiekem andere plannen: in het Sykes-Picot-plan (mei 1916) verdeelden zij de Arabische wereld (oostelijk van het Suezkanaal) onder zichzelf: als de Britten en de Fransen de oorlog zouden winnen, zouden de Britten Syrië en Libanon, en de Fransen zouden Jordanië en Irak in beheer krijgen. Zo bedrogen zij de Arabieren – maar ook de Joden! Volgens het Sykes-Picot-plan zou het land Palestina een ‘internationale status’ krijgen – uit respect voor de Joden en de christenen – maar na de Eerste Wereldoorlog kwam het (met listige uitschakeling van de Fransen) onder de Britten, die om economisch redenen al gauw veel meer aan de kant van de Arabieren dan van de Joden kwamen te staan.

Nog steeds dacht niemand aan zoiets als een ‘Palestijns volk’: zij meenden dat Palestina tot een groot Syrisch gebied zou gaan behoren, zoals onder de Turken ook het geval was geweest. Sterker nog: de Syriërs wilden Palestina maar al te graag hebben om dezelfde reden als de Turken hadden gewild: de Joodse nederzettingen brachten veel geld in het laatje. Maar toen Syrië in Franse en Palestina in Britse handen kwam, ging deze droom in rook op. Over slinksheid gesproken: de Britten wisten ook de verschillende Arabische groeperingen handig tegen elkaar uit te spelen. Het gekonkel van de ‘christelijke’ Britten was geen haar beter dan dat van de islamitische Turken en Arabieren.

4 Arabische ‘nazi’s

Intussen kwam, onder Britse overheersing, een nieuwe Arabische clan in Palestina aan de macht: de oude, machtige Al Hoesseini-clan, die beweerde af te stammen van Hoessein, de kleinzoon van Mohammed. Ze werd geleid door Amin al-Hoesseini (ca. 1897-1974), grootmoefti (moslim-opperhoofd) van Jeruzalem (1921-1948), die een Jodenhater bij uitstek en een persoonlijke vriend van Adolf Hitler zou worden. De woeste oproeren tegen de Joden die hij ontketende, waren zo fanatiek dat de Britten al-Hoesseini het land uit stuurden.

De Britten én de Joden waren dus tegen hem, maar er waren ook machtige Arabische effendi’s die al-Hoesseini haatten. Een zegen voor de Palestijnse Joden is inderdaad altijd geweest dat de Arabieren onderling zo vijandig gezind jegens elkaar waren. Een van de Arabische leiders die de grootmoefti haatte, was Abdoellah (overgrootvader van de huidige Jordaanse koning Abdoellah II). Deze was door de Britten tot emir verheven over het door de Britten ontworpen en ingestelde koninkrijk Transjordanië, waartoe, volgens Abdoellah’s vurige hoop, binnenkort ook Palestina zou behoren.

5 De immigratie breidt zich uit

 Tot de 20e eeuw was Palestina (afgezien van de vier ‘heilige steden’ van de Joden en enkele Arabische plaatsen) een grotendeels verlaten land geweest. Tot aan de stichting van de staat Israël (1948) kwamen er vele nieuwe bewoners naar het land:

(1) De eerste toevloed noemde ik al: die van Europese Joden die uit de getto’s van (vooral Oost-)Europa gevlucht waren en een westerse cultuur men zich mee brachten, die gestempeld was geweest door het Europese christendom.

(2) Daarnaast kwam er een grote toevloed van Joden uit de moslimlanden in het Midden-Oosten, die op gang kwam toen de aversie tegen de Joden in die landen steeds grotere omvang aannam. Dít waren Joden die een Arabische cultuur met zich mee brachten, die gestempeld was door de islam.

(3) Heel belangrijk, en heel vaak vergeten, was de grote golf van straatarme Arabieren, maar ook Turken, Armeniërs, Grieken en niet-Arabische Noord-Afrikanen. Deze mensen kwamen in het kielzog van de Joden mee om te profiteren van de welvaart en beschaving (met wegen, scholen en ziekenhuizen) die de Joden in Palestina aan het opbouwen waren. Sommigen, zoals Grieken en Armeniërs, brachten christendom mee, maar de meesten van deze immigranten waren moslims. Deze nieuwbakken ‘Palestijnen’ namen in Palestina de Arabische taal en cultuur over en ontwikkelden zich zo tot de mensenmassa die onder Jasser Arafat zich de identiteit van een ‘Palestijns volk’ zou aanmeten.

Deze (vooral moslim-)‘Palestijnen’ hadden veel aan de Joden te danken – en werden tegelijk door mensen als Al-Hoesseini tot religieuze waanzin tegen de Joden opgezweept. Zo braken de eerste grote rellen tussen Joodse en Arabische Palestijnen al in 1929 uit. En toen het nationaal-socialisme opkwam, en Al Hoesseini zich als nazi ontpopte, werd de Jodenhaat alleen maar erger.

In 1936 braken er nog ergere, door het nazisme geïnspireerde relen tegen de Joden uit, waarbij Arabieren die geen zin in de strijd hadden, met geweld en doodsbedreiging gedwongen werden mee te doen. Toen de rellen te weinig succes hadden, keerden de Arabische clans zich dan ook even gemakkelijk tegen elkáár: in korte tijd roeiden 8000 Arabische Palestijnen elkaar uit.

Wat hadden Joden en Arabieren in Palestina niet enorm veel voor elkaar kunnen betekenen, als de islam er niet tussen gezeten had. Zeker, er zijn vele vredelievende moslims op aarde, vooral die welke binnen de westerse wereld wonen; maar de fundamentalistische moslim zit vol haat. Daarom houden zulke moslims ook niet echt van elkáár; daarom kan bijvoorbeeld de terroristische Palestijnse organisatie Hamas in Gaza rustig Palestijnen als menselijke schilden gebruiken, omdat deze terroristen in wezen niets om Palestijnse levens geven.