Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

252 Heeft de refozuil in Nederland toekomst?

06/12/2022 Column

De refozuil (de bevindelijk-gereformeerde richting) is mij vertrouwd. Ik heb een oudoom die een van de oprichters van de Gereformeerde Gemeente in Groot-Ammers was (die kort daarna trouwens GerGeminNed werd). Ik heb minstens dertien predikanten in de GerGem horen preken. Ik noem inmiddels vier van hen bij de voornaam. En als jongeman kocht ik op de markt in Katwijk al ‘De redelijke godsdienst’ van ‘oudvader’ Wilhelmus à Brakel (‘vooruit, dan krijg je de zonde erbij’, zei de koopman, en schonk mij het boekje ‘De zonde’ van de Puritein John Owen). Zelfs in Noord-Amerika heb ik meermalen diensten van de GerGem bijgewoond – die uiteraard uitsluitend door Nederlandse immigranten werden bijgewoond. Ooit mocht ik bij een studentenvereniging van de GerGem zelfs spreken over de ‘gaven van de Geest’ (waarbij trouwens voor alle zekerheid ook ds. C. Harinck was uitgenodigd – een voortreffelijk mens overigens). En ik ben volgens mij de enige niet-gereformeerde theoloog die een (aardig omvangrijk en aardig empathisch) boek over de Heidelbergse Catechismus heeft geschreven.

Mijn eerste probleem met de refozuil is dat het zo’n oer-Hollandse aangelegenheid is. In het buitenland tref je die zuil nagenoeg uitsluitend bij Nederlandse immigranten aan. Zelfs onder de ‘Boeren’ in Zuid-Afrika komt die zuil nauwelijks voor (en ik ken de gereformeerde wereld daar van haver tot gort). Onder de hedendaagse (Angelsaksische) Presbyterianen is de zuil eveneens hoogstens een kleine minderheid.

Jaren geleden las ik bij de bekende Britse theoloog Alister McGrath de voorzegging dat in 2050 de westerse christenheid nog maar uit twee bewegingen zou bestaan: de rooms-katholieken en de evangelicalen. Toen dacht ik meteen: Hij kent blijkbaar de Nederlandse refozuil niet! Maar intussen lijkt hij toch wel een beetje gelijk te gaan krijgen. De Christelijke Gereformeerde Kerken kennen een bescheiden refo-vleugel (de ‘Bewaar-het-Panders’) én een steeds groter wordende ‘evangelicale’ vleugel (waarbij ik doel op de toenemende evangelische elementen in de liturgie én in de prediking). De Gereformeerde Bonders (binnen de PKN) kennen nog steeds een bescheiden refo-vleugel (die sterk tegen de Hersteld-Hervormde Kerk aan leunt) én een steeds groter wordende ‘evangelicale’ vleugel. Het zal in de komende jaren steeds moeilijker worden te weten of je een PKN-dienst bijwoont gestempeld door het Evangelisch Werkverband óf een dienst van ‘evangelische Bonders’. Het zal er ook steeds minder toe doen.

De ‘onvervalste’ refo’s vind je vooral bij de GerGemmers (in drie soorten) en bij de Oud-Gereformeerden. Maar ook bij de GerGemmers vind je een heel duidelijke ‘rechtse’ (zwaar-behoudende) een ‘linkse’ (meer open-minded) vleugel; deze laatste is de vleugel waar de evangelische elementen het gemakkelijkst zullen binnendringen.

Ik zeg dit helemaal niet omdat ik dit laatste zo graag zou willen. Ik zou bijna zeggen: integendeel. Ik voel mezelf niet zo erg ‘evangelisch’, én vanwege de grote oppervlakkigheid die ik in die kringen vaak tegenkom, én vanwege de geringe theologische onderlegdheid, waardoor allerlei vreemde leringen gemakkelijk kunnen rondwaren. (Maar ook in de GerGem is de theologische onderlegdheid gering; ze lijkt zich hoofdzakelijk te beperken tot kennis van de ‘oudvaders’, de predikanten van de Nadere Reformatie, 17e/18e eeuw.) Waar ik persoonlijk van droom is een soort kruising tussen een ‘refo’ en een ‘evo’ (evangelicaal). Dus iemand met de bijbelkennis en geestelijke diepgang van menige refo én met de evangelische blijheid en eigentijdse liturgie van menige evo. Maar waar vind je zo iemand?

Wat me bij de refozuil zo opvalt, is hoe gemakkelijk je met die mensen een geestelijk gesprek kunt krijgen (zolang je maar niet vraagt naar hun persoonlijke geloofszekerheid of naar het aantal personen dat in hun kerken aan het Avondmaal gaat – dat blijvende moeilijke punten). Je kunt zo echt ‘bevindelijk’ met refo’s praten. Maar tegelijk is dat wel een lastige term: ‘bevinding’. Het woord komt in de Statenvertaling alleen voor in Romeinen 5:4, ‘de lijdzaamheid [werkt] bevinding’. Dat betekent ‘ondervinding’, maar ook: ‘beproefdheid’, een karakter dat de geestelijke tests doorstaan heeft. In die betekenis is het helemaal niet iets typisch van de refozuil: alle ‘ware christgelovigen’ (van katholiek tot evangelisch) weten wat geloofservaring is. Maar in de refozuil ontaardt die ‘bevinding’ té gemakkelijk in een gevaarlijke navelstaarderij, waarbij een mens te veel met zichzelf en te weinig met God bezig is (de goede refo’s niet te na gesproken!). Ik werd in de refozuil nogal eens belaagd met de bijbeltekst: ‘Graaf nog maar dieper, o mens, en gij zult nog meer ongerechtigheid vinden’ – een tekst die helemaal niet in de Bijbel bleek te staan. Maar de tekst past wel treffend bij wat ik een nogal ongezonde vorm van ‘bevindelijkheid’ zou willen noemen.Is er toekomst voor dit soort christenleven? Ik wil hier niet de profeet uithangen, maar ik denk dat het antwoord toch een soort ja-en-nee is. Het ‘ja’ houdt in dat de refozuil er opvallend goed in slaagt haar jongeren vast te houden. En ja, er zullen altijd Nederlandse christenen zijn die de ‘oudvaders’ zullen blijven lezen (en gelijk hebben ze). Het ‘nee’ houdt in dat ook hier het evangelicalisme onherroepelijk zal binnendringen. Langzaam maar zeker wordt elk jaar het percentage refo’s dat conferenties als die van ‘Opwekking’, ‘New Wine’ en ‘VrijZijn’ bijwoont, groter. Het gaat mij er totaal niet om of ik dat een gunstig teken vind of niet. Ik probeer alleen feiten vast te stellen. Een kwart eeuw geleden had niemand durven vermoeden dat er vandaag zoveel ‘evangelische’ christelijk-gereformeerden en dito Bonders (én dito gereformeerd-vrijgemaakten) zouden zijn. Het is toch gebeurd. Hoe zal dat over een kwart eeuw (als Christus niet vóór die tijd terugkomt) met de resterende refozuil zijn? Dag mag de lezer zelf invullen. En hij/zij mag ook zelf weten of hij/zij daarover wil treuren of zich erover wil verheugen. Ik hoop daarbij wel dat de diepgang een beetje blijft. Maar diepgang gaat heel wat verder dan kennis van de ‘oudvaders’