212 Ik mis de studenten… het was altijd zo leuk met ze
Toen ik eenmaal bioloog en filosoof was, en naderhand ‘zelfs’ theoloog, werd ik heel vaak uitgenodigd op christelijke studentenverenigingen. Wat mis ik dat in coronatijd! Zoom en Skype is armzalig behelpen.
Zulke avonden waren altijd de moeite waard, of ze nu reformatorisch of evangelisch waren. Als ik als spreker bij CSFR (de bevindelijk-gereformeerde studenten) werd uitgenodigd, zag ik daar een gemengd gezelschap van dames en heren, en velen van hen in spijkerbroek. Ik vertelde dan met smaak dat in mijn Utrechtse studententijd (1962-1967) er bij CSFR ten eerste nauwelijks dames te bekennen vielen, en ten tweede dat alle heren gekleed waren in stropdas met een donkergrijs, donkerblauw of zwart jasje. Dat waren nog eens tijden! Dat gold trouwens ook buiten CSFR: op college droegen de meeste heren nog een stropdas. En we moesten een donker pak kopen met het oog op de vele mondelinge tentamens! Ik zie me nog in zo’n trouwkostuum over de gang ijsberen om te wachten op de (intimiderende) professor bij wie ik tentamen ‘histologie’ moest doen…
Ik herinner me een avond bij een christelijke studentenvereniging in Groningen, waar wel 300 studenten kwamen opdagen. Thema: christelijke vrijheid. Ik vroeg hun wie van hen vrijgemaakt waren. Er gingen wel honderd handen omhoog. ‘Verbaasd’ zei ik: O, jullie denken zeker dat ik Gereformeerd Vrijgemaakt bedoel!? Nee, ik bedoel vrijgemaakt in de zin van Romeinen 8:2: ‘de wet van de Geest van het leven heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.’ Toen gingen er nog maar drie handen omhoog… Dat was gewoon omdat zij net als zoveel christenen niet precies wisten wat ‘vrijgemaakt’ hier betekent (net als ‘vrijgemaakt van de zonde’ in Rom. 6:18,22 – wie kan dat fatsoenlijk uitleggen!?).
Een andere keer werd ik uitgenodigd in Rotterdam bij een studentenvereniging van de Gereformeerde Gemeenten. Nota bene over de Geestesgaven! Een gewaagd thema. Voor alle zekerheid hadden zij dan ook een dominee uit hun eigen kring uitgenodigd, om als ‘tegenwicht’ te dienen. De dominee en ik waren het op veel punten oneens, niettemin verliep de avond heel harmonisch. Toen ik vertelde dat ik in het blad van de Gereformeerde Gemeenten wel eens voor een ‘arminiaan’ was uitgemaakt, ging er een smakelijk gelach op omdat de studenten wel begrepen dat dat op mij erg kwetsend was overgekomen, maar ook dat ik er niet erg onder leed. Aan het eind van de avond stal de dominee mijn hart door uitvoerig te bidden voor broeder Ouweneel en zijn bediening….
Toen ik zelf student was, ben ik er niet toe gekomen mij aan te sluiten bij SSR, de ‘christelijke’ gezelligheidsvereniging die toen al aardig verwereldlijkt was. Liever ging ik op dringend advies eens naar een bijbelavond van de veel serieuzere NCSV (Ned. Chr. Studenten-Vereniging). Toen die avond bleek dat ik de enige was die een Bijbel bij zich had, ben ik daar verder maar niet meer naartoe gegaan (ook al hadden alle mannen een jasje en een stropdas). En zo kwam ik dan al gauw bij Ichthus terecht, de evangelische studentenbeweging, die in die tijd nog maar net was opgericht. Daar heb ik een mooie tijd gehad, vooral tijdens de kleine bijbelgroepen (waar iedereen een Bijbel bij zich had!). Met sommigen van de deelnemers heb ik nog jaren contact gehouden.
Ik ben ook lid geworden – en dat als evangelische jongen! – van de hervormd-gereformeerde studentenzendingsvereniging ‘Willibrord’, met ook allemaal keurige studenten in pak resp. jurk. Ik deed dat terwijl ik er toen nog geen flauw idee van had wat hervormd-gereformeerd was (het bleken naderhand de gereformeerde ‘bonders’ binnen de Ned. Hervormde Kerk te zijn – maar wat weet een Vergaderingsjongen van zulke dingen?). Ik moest daar wel de drie Formulieren van Enigheid ondertekenen, en daar heb ik mij toen maar overheen gezet… (het bestuur vond mijn gravamina niet ernstig genoeg). Ik heb het in die vereniging zelfs tot penningmeester geschopt! De toenmalige voorzitter, Anton Vos, is later nog collega aan de ETF in Leiden geworden. We hoorden lezingen van Herman Hegger, Jac. Overduyn en diverse zendelingen. Mooie club! Zoals ik bij Ichthus de evangelische studenten leerde kennen (veelal in trui), zo leerde ik bij Willibrord de reformatorische studenten kennen (veelal in pak). Verschil moet er zijn.
Eenmaal, na een uitvoering van het USKO (Utrechts Studenten-Koor & Orkest – waar wij bijna uitsluitend Bach zongen en waar ik op muzikaal gebied veel geleerd heb), werden wij, koorleden, gastvrij ontvangen door de studenten van de rooms-katholieke vereniging Veritas. Kijk, dat was nog weer eens iets anders! Daar waren wij niet in trui of pak, maar in rokkostuum, want het was een Dies-concert geweest (de Dies Natalis is de ‘verjaardag’ van de universiteit). Aangekomen bij het Veritas-gebouw gingen de dames naar de ‘hemel’ (d.i. bovenin) en de mannen naar de ‘hel’ (d.i. onderin het gebouw). Je voelde meteen: dit is geen CSFR! Er kwam die avond ook veel bier aan te pas. Zo’n aardig katholiek koorlid vroeg ons, protestantse studenten, waarom wij zo moeilijk deden en niet gewoon terugkeerden in de schoot van de moederkerk. Eén van ons begon een serieus gesprek over de Maria-verering. O, zei de katholieke jongen met een brede armzwaai, daar stappen wij wel overheen, hoor! Ik zie het nog voor me: doe niet zo moeilijk…
Nu, vijftig jaar later, denk ik dat hij nog gelijk krijgt ook! Rooms-katholieke, gereformeerde en evangelische studenten, allemaal in één christelijke studentenvereniging. Dat is vandaag mogelijk. Ook protestanten hebben er geen moeite mee te zeggen dat zij Maria eren als moeder van onze Heer. De zuilen zijn voorbij! Wat mooi eigenlijk. De verschillen zijn niet onbelangrijk geworden, maar ze hoeven de onderlinge contacten niet langer in de weg te staan. In mijn eigen studententijd ben ik zelf al aardig oecumenisch geworden…